Margaretha Hardenberg Cultuurcentrum
Contract van 16 juni 1647

Contract van 16 juni 1647

Het allereerste begin van Wildervan(c)k

Contract van 16 juni 1647

 

Henricus Siso, Pastor tho Suidbroek, Ayto Aeylckens en Hermen Sticker, Kerkvogden, doen kundt ende betuygen dat persoenlyck gecompariert en erschenen sinnen onderschreven Volmagt, eigen arveden ende ingesetenen des Caspels Suidbroek, bestunden en bekanden over haer en haeren arfgenamen na bestendiger maniere van Verpachtinge stede en onweederroepelijken verpachtet op en overgedragen te hebben, doende ’t zelve door kracht van desen an den Erbn. Adrian Geerts Paap, Grietien Adrians zijn huisvrouw en haeren erfgenamen al zodanige Veenen liggende boven Muntendam zo voele ofte weinich, grodtt ofte kleen als het Caspell aldaar eenichsins sall konnen verdedigen, Ende zulx op Conditiën en manieren naebeschreven:

Eerstelijk sall Adrian Geerts Paap obgl. in disse bovengeschreven veenen een goedt en wel geformiert diep moeten graven en opbrengen synde an die bovenste kant ter wyte van dertich holt voeten, ende onder op den bodem eenentwintich voeten ende het selve mit sijn behoerlyke wallen en een goede wagen wech well versien mits datt het selve diep Jaerlijx mit vijftich voeten ofte meerder so doenlijk bij poena van hondert daeler tot discretie des Caspels, so well hett diep als de wycken sall worden verlangett, welck Diep ten naesten bij sall strecken recht Suidwartt an, waer in gelecht sullen worden sijn behoerlycke wycken ieder wytt sestien voeten, jegelyk soo veer van malkanderen als hett Caspel sall gelieven an te wysen.

Ende dieselve in behoerlyke heerden en plaetsen verdielen, waarvan Pachteren genieten sullen an jeder zijdt van het diep tyn roeden vry veen en an de wycken vier roeden, sonder ieets daarvan an ’t Caspell te betaelen, Ende alle het geene verders boven drie vrye roetallen an het diep en wycken gegraven mochte worden daarvan sall het Caspell tot haar profytt hebben te genieten van die swarte torf die vierde en van die griemanck de seste. Verners alle verlaten zoo in voorschr. diep moeten worden gelecht, dieselve sullen tott last van Pachteren alhiell staen enkoomen, sonder datt hett Caspell daarvan eenige kosten ofte swarigheeden sal hebben te gevoelen.

Angaande die üthgegraven ofte ühtgemoorde Veenen sullen pachteren voergeschreven tydelyx tot bruickbaar land toe maeken, en dat selve acht vrye Jaeren gebruiken ende nae die acht vrye jaeren geduirende noch andere acht jaeren daar voer Jaerlyx voer ieder deimat te huyre geven een Car. gulden. Ende naer ommekumst der selver acht jaeren in die huyre moegen verhoegett worden, andere Veenlanden gelyck tott discretie van Verpachteren, Sonder besperinge van Pachteren oder den haren; Edoch sullen pachteren ende hare tott de huiringe der voorschrn. Landen naest en best gerechtigett wesen. Ook sall die pachter giene Veenen ofte plaetsen buiten des Caspels consent en approbatie verhandelen, Ende hett geene verhandelt wordt daarvan sall het Caspell hebben te genieten den twintichsten penninck en sulx zo vaken hett selve verhandeld word, so wel van de behuisinge als die huisplaetsen. Daarenboven sullen Pachteren oder hare nakomelingen an hett Caspell Jaerlyx betalen ter summa van Honder daler ad dertich brab. St. jeder daler geaestimiert, waarvan het eerste jaar huir sal worden betaalt op dage May Anno 1648.

Wyders is geconditioneert datt die Veenen ten westen hett diep van Pachteren ofte haare nakomelingen onbeheerschett sullen blyven, hett geene boven die bedongen vrye roetallen bevonden mach worden ’t welck die Gemiente tot profytt des Caspels hares gevallen sall moegen verhuiren ofte verhandelen, ende die torf zo hett Caspell ofte Emant harent wegen op hett selve veen mochten graven, sall een vrije overdrift an het diep mogen hebben over die vrye roetallen sonder Eenige besperinge van pachteren ofte harent wegen, daar en boven sullen verpachteren een vrije plaats hebben umb des Caspels torf te mogen in kloten te setten en op te slaan.

Ende ook een vrye üthvaertt langs het diep mit des Caspels torf hebben te genieten, sonder daarvoer eenige verlaetgelden ofte andere ongelden te betalen.

Daar en boven sullen Pachteren oder hare arfgenamen geholden wesen uth hett voorschr. diep noch een ander diep te graven naer anwijsinge des Caspells, strekkende uth het voorschr. diep ten oosten van gelycke diepte ende wijte als het voerige, en daarin behoerlycke wycken en verlaten maken tot aanwysinge des Caspells.

Ende voortz daarvan genieten en het selve maken als van het voerige is verhaald:
Ende dan voerts van voergeschr. beide diepen alle lasten en swaerigheden so daarop gelecht moegen worden mede alleene dragen en tot syn last nemen. Welke voergenoembte Pachteren annemen het voern’ veen daetlycken anveerden en indien Pachteren eeniger maeten onwillick ofte nalatick mochten worden bevonden, umb Eenige der voergeschr. poincten en Conditiën te achtervolgen, ofte ook die belovede penningen niett op behoerlycke tijdt mochte op brengen en betaelen, sulen pachteren oder die haren gien recht van pachtinge an deselve Veenen hebben, en sall hett Caspell gerechtigett wesen in sulken gevallen diesulvige Veenen daetlycken wederom antasten en hares gevallens disponieren, mit renunciatie aller beneficiën, exceptiën en privilegiën, rechtens so pachteren hyr tegens mochten te stade komen. Insgelycken beloeven verpachteren dese bovengeschreven Conditiën vrywilich en veerdich te achtervolgen onder submissie van rechte daartoe staande.

Verners is mede geconditioneert datt die quaestiën en differenten so boven vermoeden tusschen contrahenten mochten komen te ontstaan sullen staan tot decisie des Zijlvestes van Termunterzijl; In oirkunde der Waerheid en tot Vestenisse deses hebben beiderszyts Contrahenten, neffens twie getuigen mit namen d’ E. Geert Jochums en Hermannus Clementis desen mit eigener handen ondertieckent, en sullen hyr van twie alleens luidende versegelingen worden gemaektt. Actum den 16 Juny 1647.

(Was Onderteikent):

Adrian Geerts Paep
Gretien Adreians

Ebell Eppens, Volmacht
Buncko Tyardts
Peter Cornellis
Juryen Hanjes
Geert Jochums, als getuige dezes
Harmannus Clementis, requisitus testis attestor
Bij dit stuk, dat wij belangrijk genoeg achten om ’t hier geheel op te nemen, was nog een verklaring gevoegd van Wildervank en zijne echtgenote, waarbij deze beloofden hun rechten te zullen handhaven en, als de tegenstand van sommige leden des kerspelt hun te machtig werd, afstand te doen van het verpachte op voorwaarden, die reeds vroeger bepaald waren.
Aansluitend op dit contract volgden nog meer contracten.